Het dreigende zorginfarct: geen onvermijdelijk lot
Tekst: Robert Hoogland
De zorgsector in Nederland staat op een keerpunt. De voortdurende uitstroom van zorgverleners wordt vaak gezien als een onontkoombaar feit, een gevolg van maatschappelijke veranderingen en de vergrijzing. Maar wat als dit ‘feit’ een gevolg van een beleidsmatige keuze is? Een beschouwing over beleidskeuzes en vertroebelende discussies.
In de huidige discussie rondom het enorme oplopend tekort aan zorgmedewerkers gaat het in mijn optiek vooral steeds minder over de fundamentele redenen waarom zorgverleners hun beroep verlaten. Vage argumenten en indirecte oorzaken als de druk op de arbeidsmarkt lijken de basis te vormen van de argumenten en verklaringen. Terwijl het toch overduidelijk is dat de beleidskeuzes van de afgelopen tien jaar – in het bijzonder de toegenomen regeldruk en afgenomen autonomie van zorgverleners – een grote rol spelen in deze uitstroom. Deze keuzes zijn niet alleen destructief voor de sector, maar ook voor het individu en de samenleving.
De administratieve lasten zijn geëxplodeerd, waardoor de tijd die zorgverleners daadwerkelijk aan hun patiënten kunnen besteden, drastisch is verminderd
De uitstroom: een gevolg van beleidskeuzes
Veel zorgverleners verlaten hun vak niet omdat ze hun passie voor zorgverlening verloren hebben, maar omdat de omstandigheden waarin zij moeten werken hen simpelweg ‘verstikken’. De administratieve lasten zijn geëxplodeerd, waardoor de tijd die zorgverleners daadwerkelijk aan hun patiënten kunnen besteden, drastisch is verminderd. De Algemene Rekenkamer becijferde als eens dat zorgverleners soms wel 30-40% van hun werktijd aan administratie kwijt zijn. Tijd die ten koste gaat van de directe zorg aan patiënten. Het is ook geen verrassing dat veel zorgverleners zich hierdoor gefrustreerd en uitgeput voelen.
Gebrek aan autonomie: protocollen en richtlijnen boven alles
Een ander aspect is de afnemende autonomie. Zorgverleners hebben te maken met een bureaucratische top-down benadering, waarin beleidsmakers en managers bepalen hoe de zorg eruit moet zien, vaak zonder directe kennis van de praktijk. Het idee dat zorgverleners zelf het beste weten wat goed is voor hun patiënten, lijkt plaats te hebben gemaakt voor een cultuur waarin protocollen en richtlijnen boven alles staan. Dit leidt tot situaties waarin zorgverleners hun professionele oordeel niet meer kunnen laten gelden, omdat ze gebonden zijn aan regels die vaak niets te maken hebben met de realiteit van de zorg.
De verschuiving naar preventie: een afleiding van het echte probleem
In de discussie over de uitstroom van zorgverleners zien we steeds vaker dat de focus verschuift naar preventie, positieve gezondheid en leefstijlbevordering. Natuurlijk zijn deze onderwerpen belangrijk; een gezonde leefstijl kan talloze gezondheidsproblemen voorkomen en preventieve zorg is onmisbaar voor een houdbaar zorgstelsel. Daarover leidt dan ook geen enkele twijfel. Echter, deze discussie vormt vaak een afleiding van het echte probleem: de systematische uitputting van zorgverleners door beleidsdruk.
De overheid en zorgverzekeraars richten zich steeds meer op preventieprogramma’s als een manier om de zorgkosten te drukken en de druk op het zorgsysteem te verlichten.
Curatie is uit. Preventie voert de boventoon. De verwachtingen van preventie zijn niet alleen erg groot, maar lijken vooral een ‘papieren’ werkelijkheid. De realiteit is dat er nog steeds erg weinig budget naar preventie gaat en waarbij de vraag is of dit wel echte preventie is of in feite een onderdeel van curatie, dus zorgverlening is. Je oefent met een nieuwe heup, zo oefen je ook met een verhoogd valrisico. De eerste is zorgverlening, de tweede is preventie. Overigens wel vaak door dezelfde deskundige begeleiding.
Volgens cijfers van het RIVM wordt 3% van het totale zorgbudget aan preventie besteed, terwijl de nadruk in het beleid suggereert dat het dé oplossing zou zijn voor de problemen in de zorg. Dit voelt als symptoombestrijding, terwijl de kern van het probleem – de regeldruk, bureaucratie en afnemende arbeidsvreugde – niet wordt aangepakt.
Zorg is onmisbaar voor participatie: tijd voor echte oplossingen
Een belangrijke misvatting in de huidige discussie is de impliciete veronderstelling dat als we allemaal maar gezond leven, we geen (of nagenoeg geen) zorg meer nodig hebben. Dit is simpelweg niet waar. Zelfs in een ideale wereld waarin iedereen een gezonde leefstijl aanneemt, het eigen functioneren en de rol van preventie volledig begrijpt, zullen mensen nog steeds zorg nodig hebben. Een gezond dieet en voldoende beweging kunnen artritis of diabetes misschien positief beïnvloeden, ze voorkomen niet dat een gescheurde achillespees operatief hersteld moet worden of dat een kwaadaardige tumor verwijderd moet worden.
Preventie en zorg zijn complementair, niet substituten
Zorgverleners zijn essentieel in het voorwaardenscheppend maken van participatie als je gezondheid je in de steek laat. Zonder medische ingrepen, behandeltrajecten en goede zorg kan iemand met gezondheidsproblemen simpelweg niet (meer) meedoen in de samenleving. Denk aan de oudere met een artrotische heup die dankzij een heupoperatie weer mobiel wordt, of de diabetespatiënt die door een insulinepomp een normaal leven kan leiden. Het idee dat zorg alleen nodig is wanneer preventie faalt, is misleidend. Preventie en zorg zijn complementair, niet substituten.
De menselijke kant van zorgverlening
Zorg wordt in de huidige discussie vooral beschouwd als een technische handeling, maar dat is niet alleen onjuist, het is ook onethisch. Zorg heeft juist ook een diep menselijke kant. Patiënten die in hun laatste levensfase verkeren, hebben bijvoorbeeld behoefte aan pijnbestrijding en palliatieve zorg om waardig afscheid te kunnen nemen van het leven. Deze emotionele en psychologische aspecten van zorg worden vaak over het hoofd gezien in de beleidsdiscussies die vooral gericht zijn op efficiëntie en kostenreductie. Het gaat om meer dan alleen het "oplossen" van een gezondheidsprobleem; het gaat ook om het ondersteunen van mensen in moeilijke tijden en het bieden van comfort wanneer genezing niet meer mogelijk is.
Zorg heeft juist ook een diep menselijke kant
De mens als kostenpost
De voortdurende uitstroom van zorgverleners dreigt dit aspect van zorgverlening te ondermijnen. Wanneer zorgverleners uitgeput raken door bureaucratische druk en gebrek aan autonomie, wordt het steeds moeilijker om de menselijke kant van zorg te blijven bieden. Het gevolg is dat patiënten de dupe worden van een systeem dat hen niet langer als mens ziet, maar als een kostenpost die beheerd moet worden.
Tijd voor een fundamentele discussie en herziening van het zorgbeleid
Het is duidelijk dat er een fundamentele herziening van het zorgbeleid nodig is om het dreigende zorginfarct te voorkomen. De oplossing ligt niet in nog meer regels, richtlijnen en protocollen, maar in het herstellen van de autonomie en het vertrouwen van zorgverleners. Zij moeten weer de ruimte krijgen om hun vak met passie en deskundigheid uit te oefenen, zonder gehinderd te worden door overmatige administratieve lasten, beperkende richtlijnen, strakke protocollen en bemoeizuchtige managers en controleurs.
Het is tijd dat beleidsmakers erkennen dat de uitstroom van zorgverleners geen onvermijdelijk lot is, maar een gevolg van beleidskeuzes
Daarnaast moeten we de discussie over preventie en leefstijlbevordering loskoppelen van de discussie over de uitstroom van zorgverleners. Preventie is belangrijk en is heel hard nodig, maar het is geen oplossing voor het tekort aan zorgverleners. Het is tijd dat beleidsmakers erkennen dat de uitstroom van zorgverleners geen onvermijdelijk lot is, maar een gevolg van beleidskeuzes. Alleen door deze keuzes te herzien, de stem en de inzet van zorgverleners serieus te nemen, kunnen we voorkomen dat de zorgsector volledig vastloopt. En dat we daar snel werk van moeten maken dat is voor alles en iedereen wel overduidelijk!
Comments